Henry Bartelet, eigenaar van onderzoeksbureau DynaMundo, onderzoekt in opdracht van NGinfra hoe andere landen brede welvaart omarmen. Het onderzoek is een vervolg op de lancering van Verbond Brede Welvaart, in april van dit jaar.  Alliander, Vitens, Enexis, Gasunie, Stedin, ProRail, Tennet, Port of Amsterdam en Schiphol en initiatiefnemers Groene Netten/MVO Nederland en NGinfra zetten als eersten hun handtekening onder het Verbond.
Met het Verbond Brede Welvaart laten infrapartijen het oude marktdenken los: zo goedkoop mogelijk tegen een zo hoog mogelijke kwaliteit. Er wordt niet alleen meer naar het financieel-economische aspect gekeken, maar breder naar wat zij toevoegen aan de maatschappij. “Internationaal zijn hier al een aantal landen eerder mee begonnen. Onder de naam Wellbeing Economy Alliance”, zegt Bartelet. “Nieuw-Zeeland is hierin de koploper, gevolgd door IJsland en Schotland. Onlangs zijn ook Finland en Wales aangesloten.”

Hoe doen de andere landen het?
Bartelet, die in Australië woont voor zijn promotieonderzoek, is door NGinfra benaderd om met DynaMundo onderzoek te doen. “NGinfra vraagt zich af wat Nederland kan leren van de landen die al eerder begonnen zijn met het sturen op brede welvaart. Welke dingen werken, maar ook om te voorkomen dat de infrapartijen in Nederland dezelfde fouten maken. Het zijn natuurlijk heel verschillende landen die in de koplopergroep zitten, dus hoe verhoudt zich dat ten opzichte van Nederland? Als zij bepaalde zaken oppakken, is dat toe te passen op Nederland? Het valt bijvoorbeeld op dat de koplopers geïsoleerde landen zijn, terwijl Nederland juist leeft van de handel en een infrastructuur heeft die dat bevordert. Het is daarom een verkennend onderzoek, met een vrij open vraag. En het laat ruimte voor een vervolgonderzoek om meer specifiek over een Nederlands model na te denken.”

BBP niet meer bepalend
Bartelet kan lopende het onderzoek nog geen definitieve conclusies trekken, maar hem vallen al wel een aantal zaken op. “Het eerste waar ik naar kijk is hoe landen brede welvaart meten. Voorheen hingen landen alles op aan het BBP. De koplopers sturen nu allemaal op sociaal, economische en ecologische indicatoren, maar geven wel elk hun eigen invulling. Op basis van verschillen in cultuur en sociaal-economische achtergronden. Zo speelt in Nieuw-Zeeland de gelijkheidsstrijd een belangrijke rol. Bijna twintig procent van de bevolking bestaat uit de inheemse bevolking, de Māori, die vaak op het gebied van onderwijs, werk en inkomen achtergesteld zijn. Dat is in IJsland veel minder een issue aangezien daar veel meer mensen met dezelfde etnische achtergrond wonen.”
Finland is weer meer vergelijkbaar met IJsland, maar heeft wel andere ideeën om brede welvaart doelstellingen te bereiken, merkt Bartelet op. “In Finland willen ze zich onder andere focussen op de interne kanalen in het land. Dus in plaats van vrachtvervoer over land of door de lucht, de scheepvaart over de kanalen. Dat vind ik een kans voor Nederland. Dat wij onze kennis over kanalen kunnen delen met Finland als ze wat willen opzetten. Misschien kan Finland op dat gebied iets leren van Nederland.”

Complexe sturing
Bartelet is een voorstander van het sturen op brede welvaart, maar ziet zichzelf niet als een pure idealist. “Het is een goed ideaal, maar om op een goede manier te sturen is heel complex. Je kunt straks twintig indicatoren hebben die je wilt verbeteren, maar de vraag is welk beleid je moet voeren om een indicator te verbeteren. Daarnaast kun je bepaalde indicatoren misschien helemaal niet verbeteren, zonder daarmee andere indicatoren negatief te beïnvloeden. Het gaat om het begrijpen van de trade-offs. Als je in Nederland geen dijken hebt, zou de hele westkust onder water liggen en is andere infrastructuur, en welke vorm van welvaart dan ook, überhaupt niet mogelijk. Er zijn dus bepaalde aspecten waar het heel kritiek is om goede infrastructuur te hebben.”

Langdurige investeringen nodig
De regionale ongelijkheid noemt Bartelet ook een complex vraagstuk. “In de Europese Unie had je in verleden allerlei infrastructuurprojecten. In Spanje werden grote wegen aangelegd, waar later niemand op reed. Je kunt niet gewoon ergens infrastructuur neerleggen en er daarmee vanuit gaan dat het probleem is opgelost. We moeten dus oppassen dat onder het mom van brede welvaart niet allerlei hobbyprojecten worden gekozen, ten laste van de belastingbetaler. Je ziet een soortgelijke situatie in Nederland. Hoe groter de Randstad wordt, hoe meer geld er naartoe gaat en hoe belangrijker de politiek het vindt. Het is een negatieve spiraal. Om dat te doorbreken is het niet een kwestie van infrastructuur verleggen naar de andere kant van het land. Er zijn langdurige investeringen voor nodig. Bedrijven moeten zich er vestigen, maar onderwijs en leefbaarheid zijn ook noodzakelijk. Het kost tijd voordat je de juiste mensen hebt opgeleid. In Nieuw-Zeeland noemen ze dat een ‘Hub and spoke’-aanpak.  Ik zie dus potentie in brede welvaart, maar ben geen pure idealist.”

Belangrijke rol voor de overheid
De overheid speelt een grote rol in het wel of niet slagen van sturen op brede welvaart. “Canada is hier ook mee bezig. Het brede welvaart kader ss daar ontwikkeld vanuit een universiteit en met inbreng van burgers. Dat is heel interessant, maar als het niet wordt gedragen door de overheid, dan wordt het lastig om de benodigde investeringen van de grond te krijgen. Ik weet niet of de Nederlandse overheid het idee gaat omarmen, maar het is belangrijk dat het niet alleen gedragen wordt door de infrapartners. Zij kunnen het natuurlijk presenteren richting hun eigen stakeholders, maar als het vanuit de overheid wordt gepusht komt er veel meer geld vrij om echte slagen te slaan.”

Rekenkamer opzetten
“Ik zie het ook wel voor me dat er een soort van rekenkamer komt die beleidsvoorstellen van verschillende partijen gaat doorrekenen op brede welvaart. Dat ze inzicht verschaffen op welke indicatoren het een positief of negatief effect heeft. Als die informatie met de maatschappij wordt gedeeld, begrijpen zij ook beter wat de uitkomsten zijn van een bepaald beleid. Nu wordt alleen doorgerekend op koopkrachtplaatjes. In een ideaal scenario zou zo’n brede welvaart-tool open en transparant inzichtelijk zijn voor burgers. Misschien kunnen ze zelfs wel experimenteren met verschillende beleidsopties. Op die manier kan het sturen op brede welvaart gepaard gaan met het verkleinen van de kloof tussen politiek en burgers en sla je twee vliegen in een klap.”

Het kost tijd
Bartelet vindt het een positieve ontwikkeling dat er steeds meer gestuurd wordt op brede welvaart, maar hoopt niet dat het slechts een hype is. “Het duurt lang voordat je de hele organisatie meekrijgt om dit door te voeren. Je kunt niet verwachten dat medewerkers van de een op andere dag anders denken. Daar is tijd voor nodig. Het wordt een uitdaging voor organisaties om dit intern in te voeren op een duurzame manier. In plaats van dat het maar een hype is en er straks weer iets anders is. Desondanks is de next generation er zich van bewust dat verandering noodzakelijk is. In het begin moet je daarom succesverhalen creëren maar tegelijkertijd benadrukken dat echte verandering tijd nodig heeft. Dat is heel belangrijk.”

 

Terug naar overzicht