Oratie Wendy van der Valk, Tilburg University
Zijn contracten spannende materie? Ja zeker, vindt Wendy van der Valk, bijzonder hoogleraar Inkoop en Leveranciersmanagement aan Tilburg University. Het contract is niet alleen een belangrijk middel om zakelijke acties te organiseren, maar ook de cruciale basis voor goede samenwerking. In haar inaugurele rede beschrijft Van der Valk een spannende toekomst, met steeds complexere contracten. Hoe zijn data en duurzaamheid daarop van invloed en wat betekent dat voor de samenwerking tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers?
Opdrachtgevers besteden veel tijd aan het opstellen van een goed contract. Daarop kan men terugvallen als de opdrachtnemer zijn verplichtingen niet nakomt. De praktijk leert echter dat het contract lang niet alle situaties dekt. Denk bijvoorbeeld aan de Fyra, de hogesnelheidstrein die uiteindelijk maar veertig dagen reed tussen Amsterdam en Brussel. Het contract voorkwam niet dat de trein veel te laat werd opgeleverd en ook niet de kwaliteitsproblemen die aan het licht kwamen toen de treinen eindelijk reden.
Wij versus zij voldoet niet meer
Wendy van der Valk constateert dat de traditionele benadering van contracten in de vorm van ‘wij versus zij’ niet meer voldoet in de huidige tijd en zelfs druk zet op samenwerking. Terwijl samenwerking zo broodnodig is om grote maatschappelijke vraagstukken het hoofd te bieden. Neem bijvoorbeeld digitalisering. Of het nu gaat over besluitvorming, het leveren van diensten of het bijhouden van de staat van objecten; dankzij digitale data hebben we er een schat aan informatie bij gekregen. Maar het is nog best lastig om die schat aan data uit te nutten in samenwerkingsverbanden en om de manier waarop dat kan, vast te leggen in een contract. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoek Longa Via, dat de afgelopen vier jaar plaatsvond onder de vlag van NWO en NGinfra en waarvan Wendy van der Valk samen met Saskia Lavrijssen hoofdonderzoeker was. Promovendus Tom Aben – hij verdedigt binnenkort zijn proefschrift! – onderzocht de organisatorische belemmeringen voor het delen van data en data-innovatie. Hij deed dat bij vijf NGinfra-partners: Alliander, Havenbedrijf Rotterdam, ProRail, Rijkswaterstaat en Vitens.
Beschikbaarheid en bruikbaarheid zijn de uitdaging
Het onderzoek van Aben laat zien dat zowel de beschikbaarheid als de bruikbaarheid van data een uitdaging vormen. Contracten voor het regelmatig en tijdig krijgen van data gaan vooral over het gewenste format in het juiste systeem. Als data niet op tijd of niet in de gewenste opmaak in het juiste systeem worden geleverd, dan krijgt de opdrachtnemer een boete. Die opdrachtnemers soms maar voor lief nemen, omdat het bewerken van de data naar de gewenste vorm veel meer werk is en dus uiteindelijk meer kost dan die boete. Tja, is dat het gewenste effect van het contract?
Daarnaast is het niet altijd klip en klaar hoe data kunnen worden gebruikt en welke data nodig zijn om nieuwe inzichten te genereren. Opdrachtgevers en opdrachtnemers hebben elkaar nodig om dat te ontdekken en, zo laat het onderzoek van Tom Aben zien, dat lukt beter als de relatie tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer goed is. Vertrouwen, samen doelen vaststellen en samenwerking zijn sleutels tot succes. Willen we de digitale transitie goed uitlopen, dan stelt dat eisen aan het contract én aan de samenwerkingsrelatie.
Digitalisering en duurzaamheid: de duo-transitie
Ook de duurzaamheidstransitie stelt opdrachtgevers en opdrachtnemers voor lastige kwesties. Zo willen opdrachtgevers niet altijd meer betalen voor een duurzamere oplossing zolang die niet wettelijk is verplicht. Of opdrachtgevers vinden dat de duurzame oplossing de standaardoplossing moet zijn, zonder meerprijs. Opdrachtnemers moeten die kosten natuurlijk wél maken. Een tweede uitdaging is het waarderen van duurzaamheid: wat mag het eigenlijk kosten? Voor opdrachtnemers is het van belang dat zij de waarde van duurzaamheid laten zien op een manier die de opdrachtgever aanspreekt.
De digitale en de duurzaamheidstransitie worden vaak benaderd als twee gescheiden grootheden. Maar, stelt Wendy van der Valk, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Digitalisering kan een bijdrage leveren aan alle drie de pijlers van de circulaire economie: het efficiënter omgaan met bronnen, het verlengen van de levensduur van producten en het sluiten van de kringloop via hergebruik, herbewerking en recycling. Van der Valk noemt dit de duo-transitie. En die is niet makkelijk; er zijn geen gebaande paden. In feite is het een innovatietraject, waarbij partijen elkaar heel hard nodig hebben om dingen voor elkaar te krijgen. Je kunt daarvoor kaders stellen, maar geen gedetailleerd contract, aldus Van der Valk. En dat is precies waar haar onderzoeksagenda de komende jaren over gaat. Via vier speerpunten wil zij komen tot nieuwe vormen van contracteren en samenwerken.
Vier speerpunten
Het eerste speerpunt draait om de vraag of de contracten van nu wellicht moeten worden vervangen door meer vooruitziende en flexibelere contractvormen, in combinatie met nauwere samenwerking. Het tweede speerpunt betreft digitalisering en de implicatie daarvan voor effectief contractontwerp en -management. Hoe contracteer je bijvoorbeeld dat je de gegevens verkrijgt die jouw leverancier verzamelt over jouw eigendom en dat er geen misbruik van gemaakt wordt? Het derde speerput gaat specifiek over vraagstukken rondom circulariteit. Zo moeten we bijvoorbeeld zuiniger omgaan met grondstoffen. Maar wat betekent het bijvoorbeeld om materialen te hergebruiken, en hoe contracteer je dat vervolgens? Het laatste speerpunt gaat over de effectieve besturing van en in netwerken. Om transities te realiseren is vaak samenwerking in een netwerk van partijen nodig. Hoe kun je die netwerken effectief sturen? Kortom: hoe maak je goede afspraken in onzekere tijden, en prikkel je elkaar om samen tot een goed eindresultaat te komen?
Deze vragen komen ook aan de orde in het nieuwe onderzoeksprogramma van NWO en NGinfra ‘Responsive Futures’. Wendy van der Valk leidt het onderzoek ‘Via Augusta’ dat draait om de vraag hoe de Nederlandse infrastructuren meer kunnen opereren als één groot systeem, een system-of-systems. Wanneer heeft dat zin en wanneer niet, en hoe doe je dat in de praktijk? Via Augusta richt zich op de rol van data bij het faciliteren van een system-of-systems. En hoe stuur je zoiets aan? Van der Valk verwacht dat ook noties in het kader van brede welvaart een rol gaan spelen in afwegingen en uiteindelijke keuzes. De vervolgvraag is dan hoe dat vorm krijgt in bijvoorbeeld inkoopbeleid.
“Ik kijk ernaar uit om aan deze vraagstukken te werken met vakgenoten en studenten”, zegt Wendy van der Valk tot besluit van haar oratie. “In een tijd die bol staat van transities is elke zekerheid volledig zoek. Redelijkerwijs kunnen we geen duidelijkheid en zekerheid verwachten over welk pad we zouden moeten volgen en waar we dan uitkomen. Maar het is wel duidelijk dat we op weg moeten. Ik pleit dan ook voor meer en nauwere samenwerking tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers onderling en in het bredere netwerk, waarin alle betrokken partijen samen zorgen dat we over tien jaar vanaf nu nog steeds een wereld hebben waarin we zaken met elkaar kunnen doen.”
Fotografie: Gerdien Wolthaus Paauw