“Fuck de hiërarchie.” Maar ook: “Kijk verder dan je eigen stoeptegel.” Op basis van deze uitspraken deed het congres InfraTrends van NGinfra op 9 juni in het WTC in Rotterdam denken aan een anarchistisch festival. Maar dat bleek allerminst het geval. Immers, het doorbreken van bestaande structuren is nodig om te komen tot nieuwe samenwerkingen. Zeker omdat nieuwe opgaves vragen om nieuwe oplossingen.

Aernout van der Bend, directeur van NGinfra, trapt de bijeenkomst voor meer dan 100 genodigden af door te constateren dat we infrastructuur wel heel erg voor lief nemen. “Allemaal heeft u vanochtend gedoucht, een auto of een trein gepakt, uw e-mail gecheckt of een pakketje aangenomen dat via de haven van Rotterdam is binnengekomen. Via Schiphol kunt u naar al de bestemmingen die u maar kunt bedenken. Er is geen land in de wereld met zo’n hoge beschikbaarheid en betrouwbaarheid van infrastructuren. Als infrabeheerders doen we alles om dat niveau zo hoog mogelijk te houden, maar her en der begint het te piepen en te kraken. Van aansluitingen op het voller wordende energienet tot aan schaarser wordend drinkwater. Daarbij komen dan de uitdagingen van de energietransitie, de klimaatverandering en de urbanisatie. Laatst waren we met ons netwerk vijf dagen op een van de eiland om dat alles eens door te nemen. Kreeg één van de deelnemers een appje van zijn dochter: hebben jullie de wereld al gered? Daar durfden we niet goed ja op te zeggen. We zijn zelfs nog niet helemaal goed op weg.”

Grote opgaves kun je niet alleen
Antwoorden om tot een duurzame economie en de daarbij horende infra te komen zijn hard nodig, ziet ook dagvoorzitter Eva Dijkema, green innovator bij ProRail en docent Industrial Design aan de TU Delft. “Die antwoorden moeten komen van de nieuwe aanpak en nieuw leiderschap dat daarbij komt kijken.” Tijdens een College Tour-setting met Maarten Schurink, secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Jan Hendrik Dronkers, secretaris-generaal van Infrastructuur en Waterstaat, komt de urgentie daarvan naar voren. “Het huidige energie- en watersysteem lopen op hun einde, terwijl we ook woningen moeten bouwen”, aldus Dronkers. “Hoe je die opgaves oppakt? In elk geval in het besef dat jouw belang niet altijd het grootste belang hoeft te zijn. Dat maakt dat we tussen ministeries al veel meer de samenwerking zoeken. Dat was wel eens anders.”

Water en bodem sturend
Schurink constateert dat in het regeerakkoord water en bodem genoemd worden als sturend bij ruimtelijke planvorming. “Dat staat er niet voor niets. Daar moeten we infrastructuur in de toekomst dus op gaan plotten. Dan moet je goed doordenken hoe je energiesysteem eruitziet, voordat je voorzieningen zoals woningbouw inplant.” Dijkema wil weten hoe organisaties van elkaar leren. “Dat deden we binnen NGinfra al onder het motto gluren bij de buren.” Dronkers: “Ik denk dat we niet alleen moeten gluren bij de buren, maar ook moeten jatten bij de buren. Ik ben opgevoed in het wegendomein, maar zie eenzelfde problematiek van congestie ontstaan bij een netwerkbeheerder zoals Alliander.” Jat de oplossingen verzonnen in een ander domein, wil Dronkers maar zeggen. Schurink sluit daarop aan: “Als je wilt samenwerken, moet je dat echt gaan organiseren. We zitten als secretaris-generaals meerdere keren per week bij elkaar. Dat moet gaan over de problemen van nu én waar we over pakweg twintig jaar willen staan als we bodem en water leidend maken.”

Nieuwsgierigheid is nodig
Dijkema gaat naar het onderwerp leiderschap. Wat is er nodig om de grote opgaves vanuit dat perspectief te tackelen? Schurink: “Allereerst is nieuwsgierigheid nodig. Nieuwsgierigheid naar oplossingen van een ander heb je alleen als je zelf niet denkt dat je de waarheid in pacht hebt.” Dronkers vliegt het inhoudelijk aan. “De opgaves zijn zo groot dat we in Nederland nu echt keuzes moeten gaan maken. Een visie heeft de neiging om nooit kloppend te zijn, dus moeten we het gewoonweg maar gaan doen en niet wachten op de volgende ramp.” Wetenschappelijk onderzoek heeft ons zoveel kennis gebracht dat we geen incidenten nodig zouden hoeven hebben om ons wakker te schudden, betoogt de SG van I& W. “Als we incidenten willen voorkomen in onze delta, moeten we vooruitkijken hoe we deze kunnen voorkomen. En kunnen we die kennis en ervaring weer exporteren naar andere delta’s in de wereld. Zestig procent van de wereldbevolking woont in een delta.”
Schurink haakt daar op in met verwijzing naar de oorlog in Oekraïne. “Die brengt een versnelling in de duurzaamheidsambities. Het zou mooi zijn als we dat soort heftige schokken kunnen zien aankomen om daar alvast op in te spelen. Wat betekent een zeepspiegelstijging van één of twee meter voor Nederland?” Dronkers constateert dat we op dat niveau nog niet zijn beland. “Kijk naar Limburg, waar we zien dat ons watersysteem niet is gebouwd op clusterbuien. Daar moeten we dus op regionaal niveau een visie op ontwikkelen.”

Lange termijn
Wie kunnen die visie beter ontwikkelen met jongeren, beschouwt Dijkema. Dronkers: “Laat nieuwe gedachten en vaardigheden baanbrekend zijn. Let wel, niet alleen jongeren hoeven zich belast te voelen met het redden van de wereld.” Schurink constateert daarnaast dat beslissingen voor de lange termijn nodig zijn. “De kredietcrisis leidde ertoe dat gemeenten gronden afwaardeerden en verkochten om ze nu weer duurder te acquireren voor projectontwikkeling en woningbouw.” Beslissingen voor de lange termijn, kunnen duurder uitvallen voor jezelf, constateerde Schurink erachteraan. “Dan moet je dus ook je eigen belang niet altijd het zwaarste laten weten. Dat is loskomen van het optimaliseren van je eigen stoeptegel en kijken naar de hele straat of de hele stad waar je in verkeert.” Dronkers: “Ik heb wel eens gezegd: als een project niet inherent duurzaam is, doen we het niet. Ik wil alleen nog voorstellen met duurzaamheid erin. Dat zet een beweging in gang.”

E-OV Hub
Tijdens de bespreking van de praktijkcase E-OV Hub in Rotterdam blijkt hoe belangrijk het is om bij grote opgaven voor duurzame oplossingen buiten de eigen stoeptegel te kijken. Waarom gebruiken we de reststroom, die in de regio Rotterdam 24/7 op het net van het ov-bedrijf RET staat niet om voertuigen voor stadslogistiek van duurzame energie te voorzien? Dat vroeg Leo Vliegenthart, integraal systeembeheerder bij de RET, zich al jaren geleden af. Hij schat in dat de RET zo 25 procent kan bijdragen in de energietransitie in het stedelijk vervoer.
Pim Uijtdewilligen, programmamanager openbaar vervoer Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH), was één van de eersten die het idee van Vliegenthart ter ore kwam. “Aan het einde van gesprek snapte ik het idee. Maar mijn reactie zat in het midden van ‘oh oh, hoe gaan we dit doen?’ en ‘we gaan het doen!’. Na er een nacht over geslapen te hebben, won het doen. Daarna hebben we met de betrokken partijen het haalbaarheidsonderzoek in gang gezet.” Daaruit bleek dat het zou kunnen, alhoewel RET in juridische zin geen netwerkbeheerder is en dat ook niet moet worden, legt professor Saskia Lavrijssen van Tilburg University uit. “Je kunt een uitzondering maken als je een Gesloten Distributie Systeem bent.” Momenteel ligt de aanvraag voor een ontheffing bij de Autoriteit Consument & Markt.

Zeiken en opschalen
“We kregen van iedereen in de organisaties te horen dat dit niet zou kunnen, maar van Saskia hoorden we dat het juridisch gezien wel kon”, vertelt Willard Kamerling van onafhankelijk railexpert HTA Rail. “Ook technisch kon het. Dus moesten we de betrokken gemeenten en stedelijke railbeheerders met steun van het ministerie van EZK overtuigen.”
“Zoiets als dit is snel verzonnen, maar dan begint het echte werk pas”, geeft Vliegenthart aan. “Lobbyen, praten, zeiken, opschalen, zoeken naar oplossingen en negenhonderd beren op de weg adresseren. Gelukkig zeiden de directie van RET, de gemeente en MRDH ja.”
Een vertegenwoordiger van een netwerkbedrijf in de zaal wil weten of de RET zich met deze pilot niet op hun terrein begeeft. Vliegenthart: “Als Stedin naar de plaats waar we nu deze hub willen realiseren een netwerk zou moeten aanleggen, zou dat naar schatting twee miljoen euro kosten. Terwijl wij voor enkele tonnen klaar zijn.”

Fuck de hiërarchie
Na de koffie gaat voorzitter Pier Eringa van NGinfra onder leiding van Dijkema in gesprek met young professionals: Pieter de Waard (Havenbedrijf Rotterdam), Maam van der Blij (ProRail), Helen Nieuweboer (NGinfra) en Bart Koekman (Schiphol). De Waard: “Stel je zou alle infra weghalen, dan is er vrij weinig in dit land. We zijn hier echt met iets heel belangrijks bezig en dat besef mogen we ook hebben.” Van der Blij: “Ik zou in onze sector meer inclusief leiderschap willen zien. Diversiteit zorgt ervoor dat je meer standpunten in de besluitvorming meeneemt, waardoor de kwaliteit toeneemt.” Eringa noemt de infrasector braaf. “Naar elkaar toe, maar ook naar buiten toe. Ik houd ervan, zoals bij de E-OV Hub, dat mensen iets proberen zonder dat ze precies weten waar ze uitkomen. Een auto krijg je alleen in beweging door een bocht. Daarom is het ook zonde dat organisaties jongeren door een corporate wasstraat halen. Dan krijg je de cultuur die er al heerst.” Hoe krijgen we organisaties dan wel in beweging, vraagt Van der Blij zich af. Eringa: “Kom met voorstellen. Volg de lijn eens een keer niet. Fuck de hiërarchie. Uiteindelijk zullen leidinggevenden wel moeten luisteren. Anders krijgen ze te maken met een voor hen zeer pijnlijke hoge uitstroom.” Koekman: “Je zult dan als leidinggevende ook moeten kijken naar iemand met andere competenties en achtergronden. Daar krijg je de gewilde andere inzichten van.”

We staan muurvast
Als laatste keynote spreker zet Wouter Veldhuis, rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving, de grote ruimtelijke opgaven op een rij, en de consequenties daarvan voor de infrawereld. Maar ook wijst hij op de kansen de er liggen om bij de aanpak van de opgaven een hoofdrol te spelen. “Of het nu gaat om klimaat, energie, mobiliteit, economie, landbouw, water of sociale rechtvaardigheid… De opgaven waar we voor staan zijn groot. Heel groot. Focus op groei en marktwerking heeft ons, naast veel goeds, te veel slechts gebracht. We staan muurvast. De balans is zoek, het negentig jaar oude verhaal van BNP-groei is uitgewerkt. In plaats van meer en groter, moeten het anders en beter. We staan aan het begin van een noodzakelijke transitie van een economie gericht op welvaart naar een economie gericht op welzijn. De kwaliteit van onze leefomgeving is één van de belangrijkste economische productiefactoren in de welzijnseconomie. En die heeft letterlijk ruimte nodig. We moeten het dan ook als overwinning vieren dat in het regeerakkoord water en bodem leidend zijn. Dan praten we dus over fysische, chemische en biologische processen.”
Aldus Veldhuis, die netwerkbedrijven oproept om meer sturend op te treden. Bij gebrek aan nationale sturing is de regionale samenwerking en visievorming tot bloei gekomen, constateert Veldhuis. “Dat blijkt een effectief schaalniveau om samenhangende en logische ruimtelijke keuzes te maken. En het is een veilige tussenruimte in ons bestuurlijk systeem waar vrij van al te grote druk gezocht kan worden naar de beste oplossingen.” Provincies vormen volgens hem dan ook de cruciale schakel tussen Rijk en regio.

Tot slot draagt Dijkema een zogeheten reversed poem voor. Eerst viel, van boven naar onder lezend, het verhaal negatief uit voor de transitie. Voor wie van onder naar boven leest, is de boodschap over de transitie juist wel positief. “Een andere manier van kijken”, vat Dijkema samen, doelend op het hele congres InfraTrends. “Dat heb ik geleerd van onze ochtend samen. Niet op je eigen stoeptegel blijven zitten. Nieuwsgierig zijn. De constatering ‘het kan niet waar zijn’ moet leiden tot actie. Van het nu moeten we naar wat we willen bereiken met elkaar morgen en hoe we dat gaan vormgeven.”

Meer Wouter Veldhuis? Lees het interview dat we publiceerden in september 2021

Interview met Wouter Veldhuis, rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving


Terug naar overzicht