Ben Lambregts: “Je moet als bedrijf soms uit je comfort-zone worden getrokken”

Binnen de afdeling Asset Management van Alliander werkt Ben Lambregts als Manager External Relations. Sinds een aantal jaar is Lambregts actief binnen NGinfra, waar hij onder andere deel uitmaakt van het Themacenter Toekomst Verkennen. Ook is hij betrokken bij de wetenschappelijke onderzoeksprojecten van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en NGinfra. Tijdens de lunchpauze ontmoetten we elkaar via Microsoft Teams en spraken we, tussen het kauwen op de broodjes door, over het belang van wetenschappelijk onderzoek, een frisse blik en het afzetten van oogkleppen.

Wat houdt jouw werk als Manager External Relations bij Alliander in?
De afdeling Asset Management kent het onderdeel Strategie en Innovatie. Daar maak ik deel van uit. Ik hou mij vooral bezig met de, om het maar even zo te zeggen, bijzondere verzoeken die binnenkomen op het gebied van assets: de onderwerpen die niet een standaard plekje innemen binnen de operatie en waar geen duidelijke, aparte afdeling voor is. Zo kijk ik bijvoorbeeld mee naar mogelijkheden op het gebied van groen gas en waterstof, houd ik een vinger aan de pols bij enkele key accounts waar we koppelingen mee hebben en beoordeel ik verzoeken over het wel of niet overnemen van particuliere netten of systemen. Het is leuk, afwisselend werk. Volgens mij zouden veel mensen mijn baan wel willen, maar dan moeten ze toch echt nog een paar jaar wachten, haha!’

Waarom is samenwerken met de verschillende infrapartners binnen NGinfra volgens jou belangrijk?
‘Als je het als organisatie erg druk hebt, ontstaat de neiging om je blik naar binnen te keren. Maar het is dan juist van enorme toegevoegde waarde om verbinding te zoeken met andere partijen en van elkaar te leren. Als infrapartijen zitten we allemaal in de publieke ruimte, hebben we allemaal hetzelfde belang, en toch proberen we vaak vanuit onze eigen silo’s problemen op te lossen. Dat kan beter. Door elkaar te ondersteunen, elkaar te helpen en de interactie aan te gaan. Door te onderzoeken waar je elkaar raakt, want dat doen we zonder meer. Als we ons profileren als één infrabedrijf met een gezamenlijke stem in politiek Den Haag, klinkt dat veel sterker en luider dan wanneer iedereen alleen optreedt.’

Hoe kan de eerste ronde van wetenschappelijke onderzoeken verenigd in het programma Response Innovations, waar NGinfra en NWO voor samenwerken, bijdragen aan die samenwerking tussen de partners?
‘Deze onderzoeken zijn vooral gericht op hoe we ons werk gezamenlijk makkelijker kunnen maken, met minder overlast voor elkaar. De focus ligt daarbij vooral op de operatie en maintenance: hoe we bijvoorbeeld onze onderhoudsstrategieën beter op elkaar af kunnen stemmen; hoe we samen tot een meerjarenplanning kunnen komen. Maar ook: hoe de verschillende infrapartijen naar de toekomst kijken, waar de overlap en de verschillen zitten, en hoe we elkaar daarin kunnen ondersteunen. Volgens mij zijn daar heel grote stappen in te zetten en daar moeten de zes onderzoeksprojecten meer duidelijkheid in scheppen. Zo werkt Alliander mee aan een onderzoek waarbij de partijen werden geïnterviewd over de toekomst. Waar en hoe zie je kansen voor groei? Dat vroeg de onderzoeker ons niet alleen over onszelf en onze eigen infrastructuur, maar hij vroeg ons ook na te denken over de toekomst van de ándere infrapartijen. Dan zie je opeens een soort bandbreedte ontstaan. Soms moet je als bedrijf uit je eigen comfortzone worden getrokken door iemand van buitenaf, met een frisse blik, die je een spiegel voorhoudt. Weet je waar je mee bezig bent? Klopt dat? En hoe verhoudt dat zich tot wat een van de andere infrapartners doet? En: is het dan niet handiger om dat samen op te pakken?’

Onlangs is de ‘call for proposals’ voor een tweede ronde van onderzoeksprojecten gepubliceerd, onder de noemer ‘Responsive Futures’. Wat is het verschil met de eerste ronde?
‘De tweede ronde focust vooral op planning en het voorbereidende proces. Het zit dus veel meer aan de voorkant van het modelleren van infrastructuur. Toen het eerste programma eenmaal liep, zijn we binnen Alliander gaan evalueren en nadenken over wat er bij een tweede ronde eventueel anders zou kunnen. Daar zijn drie inzichten uit voortgekomen die we straks in de call for proposals voor de tweede ronde terugzien. Ten eerste willen we graag dat de partijen op de kortere termijn de vruchten van zo’n onderzoek kunnen plukken, in plaats van dat je misschien wel 4 jaar op resultaten moet wachten. Daarom zijn er nu twee soorten onderzoek gespecificeerd: een breed, fundamentelevragenoplossendonderzoek en kortere, sneller toepasbare onderzoeken. Ook hopen we op een grotere spreiding van onderwerpen. Het mooist zou natuurlijk zijn om tot een onderzoek te komen waar alle partners baat bij hebben. Maar dat blijft afwachten omdat het een open call is waar onderzoekers zich vrij op kunnen inschrijven. Als laatste leek het ons erg interessant als infrapartijen die níet bij NGinfra zijn aangesloten ook kunnen participeren aan een onderzoek. Die opening is er nu. Mits ze wel een bijdrage leveren, want het is natuurlijk geen free ride.’

Wat is de toegevoegde waarde van wetenschappelijk onderzoek voor NGinfra en de partners?
‘Het helpt ons grote stappen te zetten die we anders misschien niet gezet zouden hebben. En het helpt ons zeker ook om die stappen gezamenlijk te zetten. Die verbondenheid van infrastructuren gaan we in toenemende mate voelen, waardoor we niet meer geïsoleerd in onze eigen silo’s de besluitvorming kunnen realiseren. Het belang wordt alsmaar groter. Ik merk bij ons, als Liander, dat we nu echt beseffen dat wetenschappelijk onderzoek nodig is. Waarbij jonge geesten op een andere manier en met een frisse blik naar ons en onze business kijken en ons laten inzien dat het ook anders kan. Daardoor besef je dat je af en toe die oogkleppen af moet zetten en het bredere plaatje moet zien van waar wij als infrabedrijven in zitten. Dat heeft absoluut toegevoegde waarde.’

Terug naar overzicht