Op maat gemaakt model speciaal voor duurzame transitie

Promovendus Gürsan onderzoekt afhankelijkheden infra

Op stedelijk niveau grijpen beleidskeuzes over infrastructuur, klimaatverandering en de energietransitie in elkaar. Hoe dat precies uitwerkt en vooral hoe ze elkaar beïnvloeden; daar doet promovendus Cem Gürsan van de Radboud Universiteit in Nijmegen een vierjarig onderzoek naar. ‘Ik wil de transitie naar stedelijke duurzaamheid versnellen.’

Eerlijk gezegd is het niet het makkelijkste onderwerp waar Gürsan aan begint. Dat geeft hij volmondig toe. Wat het complex maakt? Allereerst kijkt hij naar de onderlinge afhankelijkheden van infrastructuren en de betrokken stakeholders. Denk aan gemeenten, provincies, het Rijk, infrabeheerders en zelfs inwoners. Via de zogenaamde participatieve modelleermethode vraagt hij hun om input. Dat gaat onder meer met intensieve workshops, waarin de stakeholders bekijken wat er gebeurt bij de een en wat voor impact dat dan heeft bij de ander. Vervolgens maakt Gürsan de ‘oversteek’ naar de transities in duurzaamheid, als klimaatverandering, water- en bodembeheer, energietransitie, en naar demografische, economische en financiële ontwikkelingen.

Beter geïnformeerd keuzes maken
‘Uiteindelijk wil ik tot een model komen waarmee infrabeheerders beter inzicht krijgen in het complexe systeem zodat ze beter geïnformeerde keuzes kunnen maken’, aldus de onderzoeker. ‘Waarbij ze de negatieve én de positieve kanten van hun beslissingen en de bijbehorende afhankelijkheden met andere partijen kunnen duiden.’ Daarmee gaat Gürsan verder dan eerder onderzoek. ‘Tot nu toe houden onderzoeken naar de transitie in duurzaamheid zich alleen met deelaspecten bezig. Bijvoorbeeld over de technische infrastructuur of alleen het sociologische deel. Ik ga grenzen over, maar wil vervolgens wel tot een uitkomst komen met een adequaat beslismodel. Ik wil als onderzoeker namelijk concreet iets bijdragen aan de duurzaamheidstransitie.’

Welke onderlinge afhankelijkheden verwacht Gürsan te vinden? ‘Dat is nu nog te vroeg om iets over te zeggen. Ik heb slechts het literatuuronderzoek afgerond. Vanwege corona en de zomermaanden is het lastiger om af te spreken met de stakeholders die ik nodig heb. Maar wat ik al wel kon doen, is projecten bekijken waar al veel samenwerking is tussen infrabeheerders, overheden en andere stakeholders. Zo krijg je een gevoel bij wat de waarden en de key performance indicatoren van de diverse betrokken partijen zijn en hoe deze botsen of juist samengaan.’

Waterstof of elektrificatie?
De onderzoeker wil er onder meer achter komen hoe een investering in de ene vorm van duurzame energie impact kan hebben op de ontwikkeling van een andere duurzame energievorm. ‘Gaat vol inzetten op elektriciteit met een elektrisch wagenpark ten koste van de mogelijkheden voor waterstof als energiedrager? Het kan zelfs op het niveau van een tankstation gevolgen hebben. Ga ik voor een waterstoftankstation of voor laadstation?’ Dergelijke effecten zijn weer verbonden met gridleveranciers, zoals Alliander. Gürsan: ‘Als we breed kiezen, zoals nu gebeurt, voor duurzame elektrificatie, moet het netwerk daaraan worden aangepast. De vraag is vervolgens of dat in alle gebieden van Nederland mogelijk is. Iets soortgelijks speelt bij gasleidingen. Gaan we daar inzetten op distributie van waterstof en ‘groen’ gas via al bestaande gasleidingen waar Nederland vol mee ligt?’

Daarin moeten keuzes worden gemaakt, zegt ook de Sociaal Economische Raad (SER) in zijn recente advies aan het kabinet om subsidies voor biomassa af te schaffen. De roep om keuzes te kunnen of wellicht te moeten maken, speelt ook op stedelijk niveau, stelt Gürsan vast. Waar gaan we voor in de transitie naar duurzame energie? ‘De ambities reiken hoog, tot in de wolken. Onder meer op de terreinen CO2-reductie en klimaatadaptatie. Maar een roadmap hoe er te komen, is er niet. In dat keuzetraject moet mijn model de helpende hand bieden.’
Een andere relevante vraag is of het model uiteindelijk nationaal en internationaal is in te zetten? Gürsan: ‘Je ziet dat elk land verschillend in de wedstrijd zit. Ik haal me al genoeg op de hals en wil me eerst maar eens focussen op Nederland. Nederland heeft altijd ingezet op natuurlijk gas waardoor er verschillende paden in het verschiet liggen. Daar houd ik me in eerste instantie mee bezig, maar uiteindelijk hoop ik wel dat we het onderzoek zodanig kunnen uitbreiden, dat de resultaten wereldwijd relevant zijn.’

Wisselwerking
Een investering in de ene energiesoort kan zowel voordelig als nadelig zijn voor de andere energiesoorten. Maar Gürsan beseft ook dat er een limiet zit aan wat zich in de ondergrond kan afspelen. ‘De toekomstige infrastructuur van geothermie en die van ondergrondse CO2-opslag concurreren potentieel om dezelfde ondergrond. Ze concurreren ook om dezelfde pool van technici die de nodige kennis hebben. Aan de andere kant kunnen verschillende technologieën elkaar juist ondersteunen. Zo kan een investering in smartcitytoepassingen een positief effect hebben voor toepassingen op het gebied van hernieuwbare of duurzame energie. Denk bijvoorbeeld aan de levering van wind- of zonneenergie op basis van realtimedata over opwekking en consumptie.’

Gürsan zit in deze fase van zijn vierjarig onderzoek vooral nog met vragen die hij samen met stakeholders wil verkennen. Hoe kom je tot een gezamenlijke ambitie? Hoe ziet die klimaatbestendige, duurzame stedelijke omgeving eruit en hoe kan die zich blijven vernieuwen? Wat kan elke betrokken partij bijdragen en hoe worden kosten en baten verdeeld? Wat zijn de samenwerkingsmodellen? Antwoorden op die vragen zijn cruciaal om ambities op het gebied van de energietransitie en klimaatadaptatie waar te kunnen maken. ‘Ik kom vooral uit de hoek van participatieve modellering. Ik wil met mijn model partijen bij elkaar kunnen brengen om stedelijke verduurzaming te versnellen. Dat dat nodig is, krijg ik van iedere stakeholder, ook binnen NGinfra, te horen. Het besef is er dat dit moet gebeuren. Maar het ‘hoe’ ervan is nog onontgonnen terrein.’

Terug naar overzicht