Table of Contents
VOORWOORD 9
LIJST VAN AFKORTINGEN 11
1 INLEIDING 13
1.1 Aanleiding 13
1.1.1 Publieke belangen en de methoden van borging 13
1.1.2 De oorsprong van de staatssteunregels en de maatschappelijke
ontwikkelingen nadien 17
1.1.3 De gevolgen van de maatschappelijke ontwikkelingen voor het
toepassingsbereik van de staatssteunregels 20
1.1.4 Botsing van publieke belangen? 21
1.1.5 Van negatief naar positief gebruik van de staatssteunregels 21
1.2 Onderzoeksvraag 22
1.3 Afbakening en terminologie 23
1.4 Onderzoeksmethode 25
1.5 Opbouw van het boek 26
2 WAT IS EEN STEUNMAATREGEL? 29
2.1 Inleiding 29
2.2 Artikel 107 lid 1 VWEU 30
2.3 De constituerende elementen van artikel 107 lid 1 VWEU 32
2.3.1 Maatregel van de staat of met staatsmiddelen bekostigd 32
2.3.2 Voordeel 34
2.3.3 Onderneming of productie 42
2.3.4 Selectiviteit 44
2.3.5 (Dreigende) vervalsing van de mededinging 47
2.3.6 Ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten 48
2.4 De ‘rule of remoteness’ 50
2.5 Theorieën ten aanzien van het begrip ‘voordeel’ 51
2.6 Theorieën ten aanzien van het ondernemingsbegrip 53
4
2.7 Conclusie 59
3 CATEGORIEËN STEUNMAATREGELEN 61
3.1 Inleiding 61
3.2 Steunmaatregelen die zijn vrijgesteld van de notificatieplicht 61
3.2.1 Artikel 109 VWEU 61
3.2.2 Artikel 106 lid 3 VWEU 65
3.2.3 Artikel 93 VWEU 67
3.3 Steunmaatregelen die verenigbaar zijn 69
3.3.1 Artikel 107 lid 2 VWEU 69
3.3.2 Artikel 93 VWEU 70
3.4 Steunmaatregelen die verenigbaar kunnen zijn 75
3.4.1 Artikel 107 lid 3 VWEU 75
3.4.2 Artikel 106 lid 2 VWEU 83
3.4.3 Artikel 96 VWEU 84
3.5 Verboden steunmaatregelen 86
3.6 Conclusie 87
4 PUBLIEKE BELANGEN IN HET NEDERLANDSE EN EUROPESE
VERVOERBELEID 89
4.1 Inleiding 89
4.2 Het Nederlandse vervoerbeleid 92
4.2.1 Inleiding 92
4.2.2 De periode 1800 – 1860: investeringen in infrastructuur 92
4.2.3 De periode 1860 – 1920: aandacht voor de rol van de overheid 97
4.2.4 De periode 1920 – 1945: ordening van het vervoer 101
4.2.5 De periode 1945 – 1966: de wederopbouw 104
4.2.6 De periode 1966 – 1977: het Structuurschema Hoofdwegennet 105
4.2.7 De periode 1977 – 1988: het SVV-1 106
4.2.8 De periode 1988 – 2000: het SVV-2 107
4.2.9 De periode 2000 – 2020: het NVVP 108
4.2.10 De periode 2004 – 2020: de Nota Mobiliteit 110
4.2.11 De periode 2011 – 2028: de SVIR 110
4.2.12 Tussenconclusie 111
4.3 Het Europese vervoerbeleid 113
4.3.1 Inleiding 113
4.3.2 De periode tot 1973: concurrentie 115
4.3.3 De periode 1973 – 1983: milieu en veiligheid 116
5
4.3.4 De periode 1983 – 1992: non-actie, actie en reactie 117
4.3.5 De periode 1992 – 1995: groei, milieu en veiligheid 118
4.3.6 De periode 1995 – 2000: kwaliteit, efficiëntie, milieu en veiligheid 121
4.3.7 De periode 2001 – 2010 (2005): modal shift 121
4.3.8 De periode 2006 – 2010: tussentijdse evaluatie en actualisatie 123
4.3.9 De periode vanaf 2010: toekomstperspectief 124
4.3.10 Tussenconclusie 125
4.4 Conclusie 127
5 PUBLIEKE BELANGEN IN HET UNIERECHT 129
5.1 Inleiding 129
5.2 Zelfstandige publieke belangen 131
5.3 Containerbegrippen 131
5.3.1 Openbaredienstverplichting 131
5.3.2 Dienst van algemeen economisch belang 146
5.3.3 Universeledienstverplichting 152
5.4 De begrippen en hun onderlinge relatie 160
5.4.1 Regelgeving 161
5.4.2 Beleid 161
5.4.3 Jurisprudentie 163
5.4.4 Literatuur 163
5.4.5 Tussenconclusie 165
5.5 Conclusie 165
6 PUBLIEKE BELANGEN IN DE BESCHIKKINGEN INZAKE
STAATSSTEUN 167
6.1 Inleiding 167
6.2 Algemeen 168
6.3 Zelfstandige publieke belangen 171
6.3.1 Milieubescherming 171
6.3.2 Veiligheid 174
6.3.3 Innovatie 177
6.3.4 Bereikbaarheid 179
6.3.5 Tussenconclusie 181
6.4 Containerbegrippen 182
6.4.1 ODV’s in het vervoer over land en de binnenwateren 182
6.4.2 ODV’s in het vervoer door de lucht en over de zee 186
6
6.4.3 Diensten van algemeen economisch belang 190
6.4.4 Steun van sociale aard 192
6.4.5 Tussenconclusie 192
6.5 Steunmaatregelen ten aanzien van infrastructuur 193
6.5.1 Inleiding 193
6.5.2 Spoorwegen 195
6.5.3 Zeehavens 197
6.5.4 Luchthavens 199
6.5.5 Gecombineerd vervoer en overslagterminals 201
6.5.6 Kabelbanen 203
6.5.7 Tussenconclusie 203
6.6 Conclusie 204
7 JURIDISCHE ARRANGEMENTEN VOOR DE BORGING VAN
PUBLIEKE BELANGEN DOOR OVERHEIDSBIJDRAGEN 207
7.1 Inleiding 207
7.2 Praktijkarrangementen 209
7.2.1 Wettelijke verplichtingen 209
7.2.2 Wettelijke afname- of bestedingsverplichting 209
7.2.3 Exclusieve rechten 211
7.2.4 Overheidsprerogatieven 212
7.2.5 Compensatie van kosten van ODV’s, DAEB’s of UDV’s 214
7.2.6 Bestemmingsfonds 217
7.2.7 Belastingvoordelen 223
7.3 Algemene wettelijke arrangementen 224
7.3.1 Inleiding 224
7.3.2 De Algemene groepsvrijstellingsverordening 224
7.3.3 De algemene De minimis Verordening 227
7.3.4 De De minimis Verordening inzake DAEB’s 228
7.3.5 Het DAEB-besluit 228
7.4 Specifieke wettelijke arrangementen 229
7.4.1 Openbaar personenvervoer per spoor en over de weg 229
7.4.2 Luchtvervoer 231
7.4.3 Zeevervoer 232
7.5 De toereikendheid van de arrangementen voor subsidies 233
7.6 Conclusie 234
8 AANBESTEDING VAN PUBLIEKE BELANGEN ALS JURIDISCH
ARRANGEMENT 237
7
8.1 Inleiding 237
8.2 Het Europese aanbestedingsrecht in een notendop 240
8.2.1 Verplichtingen 240
8.2.2 Uitzonderingen 245
8.3 Aanbesteding van overheidsbijdragen voor publieke belangen 248
8.3.1 Inleiding 248
8.3.2 Geen steunmaatregel 248
8.3.3 Geen notificatieplicht 251
8.3.4 Verenigbaar 252
8.3.5 Tussenconclusie 257
8.4 Naar één procedure en een aanname van marktconformiteit 258
8.5 Conclusie 264
9 CONCLUSIES 267
9.1 Inleiding 267
9.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen 268
9.3 Aanbevelingen 279
9.4 Toekomstig onderzoek 280
9.5 Slotwoord 281
SAMENVATTING 283
SUMMARY 295
BRONNENLIJST 305
CURRICULUM VITAE 333
NGINFRA PHD THESIS SERIES ON INFRASTRUCTURES 335
Abstract
Lidstaten van de Europese Unie mogen hun ondernemingen niet zomaar staatssteun geven. Staatssteun kan de concurrentiepositie van deze ondernemingen versterken en daardoor de vrije en eerlijke concurrentie in de EU verstoren. Maar soms is staatssteun wenselijk, bijvoorbeeld om publieke belangen te borgen. Wil een lidstaat dergelijke steun verlenen, dan heeft hij daarvoor toestemming van de Europese Commissie nodig. Dit proefschrift adresseert de vraag in welke gevallen staatssteun voor de borging van publieke belangen in de vervoersector is toegestaan. Onderzocht wordt welke publieke belangen in de vervoersector een rol spelen, wanneer overheidsbijdragen voor de borging van deze publieke belangen geen staatssteun opleveren en hoe de Commissie steunmaatregelen gericht op de borging van publieke belangen beoordeelt. Uit het onderzoek komt naar voren dat het staatssteunrecht veel mogelijkheden biedt om publieke belangen met overheidsbijdragen te borgen. Indien de overheidsbijdragen al aan een goedkeuring van de Europese Commissie onderhevig zijn, dan wordt deze goedkeuring in verreweg de meeste gevallen gegeven. Het beeld van de Europese Commissie als dwarsligger kan dan ook worden bijgesteld.