Niet technische maar sociale innovatie geeft versnelling aan de klimaatopgave. Om aan alle uitdagingen het hoofd te bieden, is cross-sectorale samenwerking onontbeerlijk. Als een rode draad liepen die constateringen door het programma van Infratrends 2023 heen. Een verslag.

In een volgepakte KAS aan de oostkant van Woerden, vroeg Elisabeth Opstall, algemeen directeur van NGinfra de aanwezigen om te becijferen hoever ze met hun infrastructuur zijn voor de toekomst. Nou, nog niet ver genoeg dus. De meeste handen gingen omhoog bij het noemen van het cijfer zes op een schaal van tien.
Van klimaatverandering en de energietransitie tot aan digitalisering, onderhoud en vervanging; er komt nogal wat op infrabedrijven af en de onderlinge afhankelijkheid maakt ons kwetsbaarder. De storing bij TenneT in 2018, die de hele luchthaven en de verbindingen plat legde, is nog steeds een lichtend voorbeeld. Dat vraagt om veranderkracht – thema van het congres – en om cross-sectorale samenwerking.

‘Het vraagt in de eerste plaats om een andere manier van werken, benadrukte Sybren Hahn, directeur Asset management Royal Schiphol Group en tevens bestuurslid van NGinfra. ‘Verduurzaming is een license to operate geworden; het moet en kan gewoon niet anders meer. Zaak is om het zo slim en efficiënt mogelijk te doen.’
Ter illustratie haalde Hahn de ligging van de luchthaven aan, op vierenhalf meter onder NAP. ‘Alsof het een badkuip betreft. Vanuit klimaatadaptatie moeten we daar iets mee. Maar als we de zaken die we moeten doen alleen organiseren, komt dat neer om een investering van tweehonderd miljoen euro. Dat is onmogelijk op te brengen. En dus moet je in de brede regio met partners samen kijken hoe je problemen kunt oplossen. Niet alleen voor ons, maar voor de hele regio.’
Maar samenwerken is best ingewikkeld, voegde Hahn meteen toe in zijn betoog. ‘We zijn als infrabeheerders toch geneigd om op ons eigen eiland te blijven. De opgaven dwingen ons echter om onze toekomst gezamenlijk zeker te stellen. Voor mens en natuur. Daarvoor is het nodig dat we onze werkprocessen en oplossingen standaardiseren en modelleren. Die oplossingen zijn dan door meerdere infrabeheerders te gebruiken. Oftewel: innovatie in de aanpak, die dan standaardiseren en delen. Neem de honderden roltrappen, liften en hellingbanen die wij op Schiphol moeten verduurzamen. Dat kan uitsluitend door onze werkwijze te standaardiseren.’
Een ander voorbeeld dat Hahn aanhaalde is het wegwerken van pieken. ‘Op de weg, het spoor, de luchthaven, het stroomnet of bij drinkwater; we kennen allemaal onze pieken in de opgaven die we hebben. Capaciteitsspreiding gaat nodig zijn om de dingen die je moet doen nog mogelijk te maken. Voor dat alles zijn nieuwe kennis en competenties nodig. En daar komt de wetenschap, aangesloten bij NGinfra, in beeld.’
Hahn liet vervolgens voorbeelden zien van duurzame innovaties bij Schiphol. Daaronder een Iron Flow Battery vervat in een zeecontainer. Deze maakt het mogelijk om elektrische voertuigen snel op te laden, zonder dat er uitbreidingen van het stroomnet voor nodig zijn. Ook de grondwasinstallatie van PFAS-grond trok de aandacht. ‘Wat overblijft is slib. Dat voeren we niet af, maar daar kunnen weer bakstenen van gemaakt worden. Dat soort innovaties helpen, zeker als we ze verder kunnen opschalen.’

Neiging om complexer te worden
Wetenschappelijk directeur van NGinfra Wijnand Veeneman beeldde aan de hand van tekeningen uit hoe infrastructuur de neiging heeft om complexer te worden. ‘Een lijn van A naar B verwordt tot een heel netwerk aan lijnen. Als je één e-mailadres hebt, kun je daar niet zoveel mee. Nu bijna iedereen een e-mailadres heeft, heeft dat netwerk veel meer waarde omdat je iedereen in de wereld kunt bereiken.’ Zo is het ook met infrastructuur. Problematisch wordt het als infrabeheerders alleen in hun silo’s tot optimalisaties komen. ‘Dat telt niet goed op tot iets dat we voor Nederland willen. Rijkswaterstaat en Schiphol bijvoorbeeld zullen toch echt samen om tafel moeten om na te denken over hoe je de luchthaven bereikbaar houdt.’
Dat is dan nog infraspecifiek, maar er komen allerlei onderwerpen in het mandje van infrabeheerders, van klimaat tot aan inclusiviteit, en dat vraagt nog meer om samenwerking. Veeneman gaf drie voorbeelden van onderzoeken die onder de vlag van NGinfra lopen om samenwerking tussen infrabeheerders te verbeteren. Eén daarvan bekijkt de onderlinge afhankelijkheden tussen infrabeheerders. Een tweede behandelt de vraag: hoe infrabeheerders om gaan met contracten als de complexiteit zo toeneemt.
De derde buigt zich over de vraag hoe je als infrabeheerders bij elkaar aansluit als er gezamenlijk vraagstuk ligt. Op de laatste vraag gaf Veeneman zelf het antwoord: ‘Door in een vroegtijdig stadium elkaar proberen te snappen. Empathische engineering heet dat.’

Binnen het draagvlak van de aarde
Als derde plenaire spreker bood econoom Paul Schenderling een ander perspectief op het thema groei en ontwikkeling. Bij zes van de negen ecosystemen hebben we de draagkracht van onze planeet al ruim overschreden, zo liet hij zien. Nederland draagt buitenproportioneel veel bij aan de vijf belangrijkste veroorzakers van een overshoot: land-, zoetwater en grondstoffengebruik, de uitstoot van broeikasgassen en toxische stoffen. Daarmee putten we onze leefomgeving verder en verder uit. ‘Er is geen wetenschappelijk bewijs dat we de cijfers van deze vijf grote veroorzakers van de ecologische onbalans tegelijkertijd en snel genoeg naar beneden kunnen krijgen. Je kunt daarbij niet vertrouwen op technologische innovatie, want dat leidt juist tot meer groei.’
Hij legde de Jevons-paradox uit: technologische vooruitgang neigt ertoe de mate van consumptie te laten stijgen in plaats van te laten afnemen. ‘Dat is het nadeel van technische innovatie. Denk aan de verbrandingsmotor van een auto die vijftig procent efficiënter is geworden, maar we zijn daardoor zwaardere en grotere auto’s gaan kopen waardoor de milieuwinst is verdampt. Zo is technische innovatie vaak dweilen met de kraan open.’ Schenderling denkt dat infrabeheerders dit beter snappen dan beleidsmakers bij de overheden, omdat ze met fysieke systemen bezig zijn.
We hebben een economische systeemverschuiving nodig, van de focus op kwantiteit naar kwaliteit, aldus de econoom. ‘Ons doel zou een gezond en duurzaam leven moeten zijn; sturen op outcome en throughput in plaats van sturen op kosten en output.’
Met outcome– en throughput-gestuurd bedoelt Schenderling dat we de economie en samenleving veel meer moeten richten op maximalisatie van de maatschappelijke baten.

‘We hebben een grote kans om versnelling aan te brengen door technische innovatie te combineren met sociale innovatie’
Schenderling bepleitte ook meer aandacht voor sociale innovatie. ‘We hebben een grote kans om versnelling aan te brengen door technische innovatie te combineren met sociale innovatie. Het Intergovernmental Panel on Climate Change zegt dat we veertig tot zeventig procent van de klimaatopgave kunnen oplossen met sociale innovaties. Zorg er dus voor dat zaken als duurzame stroom, elektrisch rijden en goed openbaar vervoer binnen het bereik komen van lagere inkomensgroepen. In de richting van de infrabeheerders zegt hij: ‘Infrastructuur heeft ook een sturende rol. Bijvoorbeeld door circulaire en duurzame opties zodanig aantrekkelijk te maken dat ze een logische keuze worden.’

Veerkrachtig ontwerpen, eerlijk delen
Tijdens de werksessies hield een deel van de congresdeelnemers zich bezig met veerkrachtig ontwerp en onderhoud, het andere deel met eerlijke verdeling van de beschikbare capaciteit. Met het vizier gericht op 2050: hoe kunnen de Nederlandse infrabeheerders de ontwikkeling van hun assets dan aansturen alsof er één samenhangend netwerk is dat passende beschikbaarheid biedt aan de samenleving. De CFO van Vitens, Nieke Martens, gaf aan wat zij denkt dat nodig is om de weg daar naartoe in te slaan:
‘Als je wilt samenwerken, bijvoorbeeld bij een overkoepelend thema als de schaarste van ruimte, kun je niet alleen voor jezelf optimaliseren, maar moet je luisteren naar en je inleven in de ander.’
In de werksessies gingen de deelnemers aan de slag met de vragen: ‘Wat is jouw droom in 2050 voor een cross-sectorale infrastructuur? Wat is daarvoor nodig?’
Een van de uitkomsten was dat partijen het best snel eens kunnen worden, maar dat de goede wil vervolgens stukloopt op de wispelturige politiek en het gebrek aan geld.
Delen van data blijkt in ieder geval een basisvoorwaarde. ‘Als je informatie over infra deelt, ga je de ander en zijn begrippenkader begrijpen.’
Infrabeheerders zouden erbij gebaat zijn als de overheid scherpere keuzes zou maken over het gebruik van de schaarse ruimte.

Veeneman trok plenair conclusies uit de ‘enthousiaste discussies’ over de twee thema’s. ‘Als je nader tot elkaar wilt komen om samen te werken kom je al snel op de vraag hoe open je over je eigen infrastructuur en assets kunt en wilt zijn. Dat is uitdagend. Ook kwam er uit een van de groepen de vraag of je de manier van geld verdelen niet anders zou moeten aanpakken. Vanuit de vraag in welke sector de beste resultaten gehaald kunnen worden, bijvoorbeeld voor veiligheid of het terugdringen van CO2.’
Bij eerlijk gebruik van infra, ging het over het toedelen van infra op basis van maatschappelijk perspectief. Het maatschappelijke deel zou als een soort nutsvoorziening in overheidshanden kunnen komen. Daarnaast hou je dan nog een commercieel deel over. Het eerlijk delen van infra zou ook kunnen door een prijsmechanisme in te voeren.
Maar in de betreffende sessies over eerlijk delen kwam naar voren dat schaarse capaciteit niet is los te zien van de sociale kloof die zich in onze samenleving openbaart. ‘Je kunt het dan niet overlaten aan het prijsmechanisme, want dan wordt de ongelijkheid alleen maar groter. Denk maar aan het belasten van vliegen en hogere accijnzen op autobrandstof. De rijken blijven vliegen en rijden, terwijl het arme deel van de bevolking dat niet meer kan.’

Een alternatief zou zijn dat iedereen, ongeacht inkomen, maar bijvoorbeeld wel afhankelijk van werkurgentie, jaarlijks gebruiksruimte krijgt voor vliegen, gebruik van de autoweg en misschien ook wel de trein, het stroomnet en de 5G-frequentie tijdens de spitsuren.
Om zulke keuzemogelijkheden handig en snel in beeld te brengen, zijn slimme apps nu al denkbaar. Maar hoe krijgen we de verwende burger, die staat op zijn verworven individuele rechten, daarin mee en wie ziet toe op rechtmatig gebruik?

Terug naar overzicht