Hoe zorg je als infrabeheerder dat je netwerk goed presteert en dat je je reputatie hoog houdt, terwijl de druk op je netwerk alsmaar toeneemt? Dit is dagelijkse kost voor menig infrabeheerder. Hoe zij komen tot besluiten over hun netwerk, is nog niet zo gemakkelijk te doorgronden. De serious game InfraLife geeft inzicht in besluitvormingsprocessen én in het effect van besluiten op andere infrastructuren. Het spel werd ontwikkeld in het kader van het NGinfra-NWO onderzoeksproject RITRI, in samenwerking met serious game-ontwikkelaar The Barn. Een groep medewerkers van verschillende NGinfra partners speelde onlangs het definitieve spel voor het eerst, terwijl onderzoekers van RITRI en het vervolgonderzoek PRONTO meekeken.
InfraLife wordt gespeeld met drie fictieve infrabeheerders: een nationale weg- en waterweg organisatie NWWO, een nationale spoorbeheerder Spoorline en de Mainport. Hoewel fictief, berusten overeenkomsten met echte infrabeheerders niet louter op toeval. De NWWO is een overheidsorganisatie en wordt volledig gefinancierd door de overheid; Spoorline is als organisatie semi-overheid, maar draait volledig op overheidsfinanciering; Mainport is volledig afhankelijk van inkomsten en daarmee het meest gevoelig voor reputatieschade.
Het spel
Alle drie de beheerders hebben de opdracht ervoor te zorgen dat hun netwerk zo goed mogelijk presteert, zodat zij zoveel mogelijk reputatiepunten verdienen. De overheidsgefinancierde organisaties krijgen iedere spelronde een vast budget. Hoe ze dat besteden, is aan hen. Budget dat niet wordt gebruikt, kan niet worden opgespaard en gaat terug in ‘de algemene pot’.
Het centrale spelbord laat de drie netwerken zien, met verschillende trajecten van de mainport naar het achterland en vice versa. Het doel is dat de spelers, die ieder een infrastructuur vertegenwoordigen, in negen rondes opdrachten uitvoeren. Die opdrachten hebben veelal te maken met onderhoud of capaciteitsuitbreiding. De infrabeheerders kunnen ieder op een eigen spelbord met daarop hun eigen netwerk, zien wanneer opdrachten uiterlijk moeten zijn uitgevoerd en hoe hun netwerk ervoor staat.
In elke ronde moeten de infrabeheerders een onderhouds- of capaciteitsvraagstuk aanpakken. Per ronde neemt de druk op de netwerken toe, zeker als ook een dobbelsteen in het spel komt. Die introduceert storingen of onverwacht onderhoud ergens op het netwerk. De kans daarop wordt groter naarmate de infrabeheerder achterstallig onderhoud heeft. En als die dan ook al gepland een brug moest vervangen of net lekker bezig was met uitbreiding van een andere route…. Dan gaat het mis met de bereikbaarheid en daarmee de reputatie van de infrabeheerder, maar ook de reputatie van Mainport loopt daardoor schade op.
Win-win-win…of toch niet?
In de eerste spelronde lijkt het nog redelijk overzichtelijk. De infrabeheerders hebben de opdracht onderhoud te plannen en op het spelbord in beeld te brengen wat dat doet met de capaciteit op de netwerken. Dan blijkt: als NWWO en Spoorline beiden de capaciteit verminderen wegens onderhoud, lijdt Mainport schade want goederen kunnen de mainport niet uit en ook niet in. Mainport besluit, om de reputatieschade te beperken, in spelronde twee mee te investeren in het onderhoud van de andere twee infrastructuren. Hij stelt voor om op één corridor alle werkzaamheden tegelijk te plannen en op de andere corridors geen onderhoud te doen. Gevolg: geen extra reputatieschade voor Mainport en bovendien beloont het spel deze efficiënte planning met een korting.
Win-win-win, lijkt het. Al is de reputatieschade die Mainport opliep in de eerste ronde, daarmee niet direct verholpen. Voor NWWO en Spoorline geldt dat niet uitgevoerd onderhoud in de ene ronde mogelijk budgetproblemen oplevert voor onderhoud in volgende rondes. Ze kunnen dan extra budget aanvragen, maar dat levert hen reputatieschade op. En als in een volgende ronde de dobbelsteen in het spel wordt gebracht en infrabeheerders worden geconfronteerd met onverwacht onderhoud, dan is de complexiteit compleet. Was die zet van Mainport nu wel of niet een goede?
Eén spel, meerdere spelwijzen
Hoewel de spelers niet alle negen ronden spelen, hebben zij een goede indruk van de dynamiek. Frank Risseeuw, die Mainport speelde in de ene spelersgroep, noemt het spel realistisch. “Je kijkt eerst naar jezelf. Pas in de volgende ronde ga je met de andere spelers communiceren en dan blijkt dat je last hebt van wat je in de eerste ronde op eigen houtje hebt gedaan.” Maar, net zoals in het echt, kan het spel ook anders worden gespeeld. Zo overlegde de groep die op het andere spelbord speelde, uitvoerig voor de eerste zetten werden gedaan. Zij hadden daardoor geen vliegende start, maar in volgende rondes konden ze versnellen.
Onderzoeker Robin Neef constateert dat dit past bij zijn eigen – en eerder onderzoek in de infrastructuurplanologie. “Elkaar leren begrijpen en een ‘common ground’ creëren, kost tijd. Maar, tijd maken om elkaar te leren begrijpen vóórdat je naar de uitvoering gaat, loont. Het is verleidelijk om snel van start te gaan, maar in complexe situaties met meerdere netwerken, kan dat juist leiden tot suboptimale besluitvormingsprocessen.”
De spelers vinden dat het spel goed weergeeft hoe complex infrabeheer is. “Net als in het spel, speel je ook in het echt op meer borden. Je eigen bord, en het bord van andere infrabeheerders. Het vergt tijd om te zien hoe de samenhang is”, constateert Risseeuw. Robin Neef vult aan: “In de spelontwikkeling was het een hele uitdaging om zowel de complexe samenhang mee te nemen als het spel behapbaar te houden. Het spel is natuurlijk toch een versimpeling van de werkelijkheid. Als speler vertegenwoordig je heel veel mensen en afdelingen van je organisatie. In het echt is iedere speler een schakel in zijn eigen organisatie, in het spel ben je alle betrokkenen in je eigen organisatie. Het spel laat wel goed zien wat er gebeurt als bepaalde betrokkenen hun principes hoe dan ook door willen zetten.”
Soms last, soms gemak van elkaar
Ook laat het spel goed zien hoe de ene organisatie reputatieschade kan veroorzaken bij een ander. “Er is telkens iemand de sjaak”, verzucht één van de deelnemers. Neef verheldert: “De afhankelijkheden tussen- en samenhang van de netwerken zorgen er de ene keer voor dat een infrabeheerder er baat bij heeft om mee te gaan met een ander, een andere keer (extra) moet investeren door mee te gaan en weer een andere keer moet investeren om anderen mee te krijgen. In het spel ervaren de deelnemers dat infrabeheerders in de ene situatie elkaar tot nut kunnen zijn en in een andere situatie last hebben van elkaar.”
Zo koos Spoorline op één van de spelborden ervoor om gebruik te maken van een subsidie om één traject aan te pakken. “Uiteindelijk had dat helemaal niet zoveel effect op het hele systeem en leverde het voor een ander zelfs schade op”, constateert speler Maarten de Jonge. “Terwijl het zo handig leek om het geld te pakken.” Een andere constatering van De Jonge: “Als je denkt dat je het voor het hele systeem goed hebt uitgedacht met elkaar, word je door een gooi met de dobbelsteen geplaatst voor onverwacht onderhoud. En dan zit jij, als enige in het systeem, ineens met een probleem.” Een leerpunt is dan ook dat het nodig is om reserves in het systeem te hebben. En die, constateren de spelers, zijn er weinig.
Willen winnen
Robin Neef merkt op dat enkele spelers grappend het spel begonnen met de opmerking te gaan voor de winst. Is dat omdat het een spel is, vraagt hij zich af of zien we hier toch iets van sectoraal eigenbelang? Tegelijkertijd klonk ook het geluid ‘het gaat niet om winnen’. Het doel van het spel is immers ervoor te zorgen dat de netwerken het goed doen. De spelers gingen daartoe ook al snel met elkaar in gesprek, constateert hoofdonderzoeker Andreas Hartmann.
Het spel draait vooral om geografische afhankelijkheden tussen infrabeheerders. Terwijl er ook op andere vlakken afhankelijkheden zijn. Die zouden een spannende uitbreiding van het spel kunnen opleveren.
Wil jij InfraLife spelen met jouw project- of management team? Neem contact op met Andreas Hartmann: a.hartmann@utwente.nl
Wie deden mee?
Aan het ene spelbord zaten Rosa Vermeulen van Rijkswaterstaat als NWWO; Yoran de Weert van ProRail was Spoorline en Bart Jacobs van Vitens was Mainport. Aan het andere spelbord zaten Anne Immers van Rijkswaterstaat als NWWO, Maarten de Jonge van ProRail als Spoorline en Frank Risseeuw van Schiphol als Mainport.
Onderzoeken RITRI en PRONTO
Het wetenschappelijk onderzoeksproject RITRI was onderdeel van het eerste gezamenlijke onderzoeksprogramma van NGinfra en NWO ‘Responisve Innovations’. RITRI- responsive infrastructure through responsive institutions – onderzocht de kansen voor infrabeheerders om gezamenlijk te investeren, op basis van functionele, geografische en andere afhankelijkheden. RITRI is zo goed als afgerond.
Onlangs is het vervolgonderzoek PRONTO gestart, in het kader van het tweede onderzoeksprogramma van NGinfra en NWO ‘Responsive Futures’. PRONTO onderzoekt hoe infrabeheerders hun strategieën voor de toekomst ontwikkelen en hoe zij samen, in een open proces, integrale strategieën kunnen ontwikkelen over de eigen organisatiegrenzen heen. Het idee is om de serious game InfraLife te gebruiken en door te ontwikkelen.