Beheerders van grootschalige infrastructuur, zoals drinkwaterleidingen, elektriciteitsnetwerken, (lucht)havens, en (spoor)wegen, zien zich gesteld voor grote uitdagingen als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen zoals de energietransitie. Tijdens een bijeenkomst op 12 mei bespraken onderzoekers en infrabeheerders de voortgang en nieuwe plannen binnen het NWO/NGinfra-programma, dat onderzoekt hoe verschillende sectoren samen kunnen komen tot toekomstbestendige infrastructuur.

Wat hebben de zes gehonoreerde onderzoeksprojecten in de eerste ronde van het NWO/NGinfra-programma tot nu toe opgeleverd, en welke lessen uit de eerste projecten kunnen we meenemen naar de vier projecten die voor de tweede ronde zijn gehonoreerd? Deze vraag stond centraal tijdens de levendige fysieke bijeenkomst in het Railcenter in Utrecht, waar zo’n veertig bij het programma betrokken onderzoekers en infrabeheerders resultaten, ervaringen en gedachten met elkaar uitwisselden.

Sectorale silo’s overstijgen
John Voppen, CEO van Prorail, opende de bijeenkomst door de noodzaak van cross-sectorale samenwerking te benadrukken: “Als we nadenken over de toekomst van en innovaties binnen onze sector, denken we nog te vaak alleen binnen onze eigen silo. Maar de grootschalige maatschappelijke veranderingen waar we voor staan – denk bijvoorbeeld aan klimaatverandering, energietransitie en digitalisering –­ nopen ons ertoe uitdagingen over de grenzen van de afzonderlijke sectoren heen aan te pakken.”

Wetenschappelijke werelden samenbrengen
Wetenschappelijk directeur van NGinfra Wijnand Veeneman haakte daar meteen op in: “Het wetenschappelijk onderzoek is van oudsher even gecompartimenteerd als de infrastructuurwereld. Voorafgaand aan het NWO/NGinfra-programma bestond er geen cross-sectoraal onderzoek op dit onderwerp.” Voor de eerste ronde van het programma, ‘Responsive Innovations’, zijn zes projecten gehonoreerd. Deze lopen langzaam ten einde. Inmiddels zijn er ook in een tweede ronde, ‘Responsive Futures’, vier projecten gehonoreerd; PRONTO, ADEPT, VIA AUGUSTA en ConCorCom gaan in de loop van 2022 van start. Tijdens de bijeenkomst presenteerden de betrokken onderzoekers deze nieuwe projecten, en deelden de consortia uit de eerste ronde hun lessen met hen.

Doorlopend verhaal
“Als je door je oogharen kijkt, zie je in de verzameling projecten uit de eerste ronde een mooi doorlopend verhaal,” constateerde Veeneman. “Zeker als je er ook het later nog door NGinfra gehonoreerde project INSPeCT bij betrekt. INSPeCT kijkt welke onderlinge afhankelijkheden er bestaan tussen de verschillende sectoren. RITRI probeert deze afhankelijkheden te modelleren. CoopCap bestudeert hoe je samen kunt werken over sectoren heen in de planning van onderhoud. Streams richt zich op de rol van data in die samenwerking. Longa Via vraagt zich vervolgens af hoe je het delen van data kunt ondersteunen met wet- en regelgeving en contracten. En D2Mii ontwerpt samenwerkingsprocessen en kijkt hoe je daarbinnen om moet gaan met onzekerheden.”

Interacties tussen onderzoek en praktijk
Een tweede belangrijke les is dat het moeilijker bleek dan oorspronkelijk gedacht om de betrokken infrabeheerders in een cross-sectorale mindset te krijgen. De tip is dan ook: begin zo vroeg mogelijk met het organiseren van interacties tussen onderzoekers en vertegenwoordigers uit de verschillende sectoren. Verken samen wat de meest prangende vragen zijn uit de praktijk en hoe die op een wetenschappelijke manier onderzocht kunnen worden. Giel Jurgens, Asset Owner bij het Havenbedrijf Rotterdam, deelde daarbij nog wat concrete aanbevelingen: “Onderzoekers: wees zo precies mogelijk in wat een onderzoekssamenwerking ons gaat opleveren. Dat hebben wij weer nodig om onze collega’s ervoor te enthousiasmeren. Dus wat gaat er sneller of makkelijker of wat kunnen we goedkoper maken als gevolg van het onderzoek? En infrabeheerders: als er bijvoorbeeld matchmakingsbijeenkomsten worden georganiseerd voor dit soort programma’s, ga!” Ben Lambregts van Alliander: “Het helpt enorm als je aan het begin van het project meteen de juiste business owners erbij betrekt. Dan krijg je echt co-eigenaarschap en is de kans grotere dat de gekozen cases voor beide partijen iets opleveren.”

Goede samenwerking
Een derde les betreft de aard van de samenwerking tussen wetenschappers en infrabeheerders. Het feit dat er vertegenwoordigers van infrabeheerders deel zijn van een onderzoeksconsortium, betekent niet meteen dat er sprake is van een daadwerkelijke samenwerking. En die samenwerking is weer cruciaal om onderzoeksresultaten ook daadwerkelijk te laten landen in de praktijk. Onderzoeker Mark de Bruijne van de TU Delft: “Samenwerking is zowel een proces als een resultaat. We focussen nu te vaak alleen op het resultaat.” Jurgens: “Het werkt gewoon het beste als je echt fysiek samenwerkt. Zo heeft promovendus Robin Neef maandenlang letterlijk naast mij aan een bureau gezeten. Dan leer je elkaars werelden, vragen en behoeftes pas echt kennen. En dat is een voorwaarde om tot impact te komen.” Neef: “Op mijn eerste dag liet Giel mij een boekenkast zien met allemaal even hoge boekjes, met verschillende diktes. Hij vroeg mij wat dat waren. Proefschriften dus. Ik was de eerste in het bedrijf die ze als zodanig herkende. Zo was het mij meteen duidelijk dat veel kennis letterlijk op een plank in de kast belandt.”

Van samenwerking naar impact
Het NWO/NGinfra-programma heeft als expliciet doel om inzichten te genereren waar de praktijk wat aan heeft. Dat is in de eerste ronde projecten al aardig gelukt, ontdekte Veeneman tijdens een gespreksronde met managers van de betrokken infrabeheerders. “Zo neemt Alliander nu een andere positie in als het gaat om regelgeving rondom smart meters en stelt het Havenbedrijf Rotterdam zijn contracten nu anders op. In het vervolg gaan we al tijdens de onderzoeksperiode meer zicht houden op wat er met de resultaten gebeurt.”
“Het duurt lang voordat je de uiteindelijke impact die je met je project beoogt kunt realiseren,” benadrukte hoofdonderzoeker Wendy van der Valk van de Universiteit Tilburg. “Als onderzoekers moeten we ons meer bewust zijn van de waarde van de kleinere stapjes die we tussendoor maken.” Dirk-Pieter van Donk van de Rijksuniversiteit Groningen had daar een concrete tip voor: “De beste manier om kennis in organisaties te krijgen is door samen te werken aan kleine problemen die ook daadwerkelijk oplosbaar zijn. Afstudeerstages zijn daar uitermate geschikt voor.”

Impact pathway
Om de onderzoeksconsortia te helpen bij het realiseren van impact, begeleidde Maaike Spiekerman van NWO een korte workshop over het opstellen van een impact pathway: welke maatschappelijke impact wil je bereiken, wie moet daar wat voor veranderen, welk wetenschappelijk resultaat is daarvoor nodig en welke aannames heb je gedaan om die hele route van wetenschap naar impact te kunnen uitstippelen. Na een korte inleidende presentatie gingen de vier recent gehonoreerde projectteams zelf aan de slag.

Aanbevelingen richting de toekomst
De aanwezigen deelden als afsluiter nog enkele aanbevelingen om het huidige en toekomstige onderzoek binnen het programma te versterken:
–             Organiseer minstens twee tot drie keer per jaar consortiumbijeenkomsten en begin daar zo snel mogelijk mee.
–             Wees als consortiumpartners oprecht geïnteresseerd in elkaars werk en zoek elkaar actief op; ga niet zitten wachten tot de ander de eerste stap zet.
–             Bezoek ook eens een consortiummeeting van een van de andere projecten, om zo actief te zoeken naar synergiën.
–             Betrek vanaf het begin de juiste business owners bij de infrabeheerders en begin daar zo vroeg mogelijk mee. Want ook voor hen kost het tijd om de juiste mensen aan het juiste project te koppelen.

En tot slot, voor iedereen die dit verslag leest maar er zelf niet bij kon of wilde zijn, had Giel Jurgens van het Havenbedrijf Rotterdam nog een dringende oproep: “Kom naar bijeenkomsten zoals deze en stel je daar niet op als een toerist, maar als een spion die zoveel mogelijk informatie wil opdoen. En neem je collega’s mee!”

Terug naar overzicht